Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Wasmachine, koelkast, stoplicht, complexere systemen als een auto of vliegtuig en zelfs de kleine wenskaart met muziek, bij computerchips denk je misschien aan je laptop of smartphone maar er is bijna geen apparaat waar ze niet in te vinden zijn. Hoe zorg je dat al die kleine computerchips doen wat ze moeten doen? Dat regelen informatici als Andy Pimentel en informaticastudente Florine de Geus.
Interview per Zoom

Tekst: Edda Heinsman.

'Niet dat we de hele dag chips bouwen', zegt Pimentel lachend via een soms wat haperende zoom-verbinding. Maar de software die ze ontwikkelen wordt onder andere gebruikt in de chipindustrie. Pimentels onderzoeksgroep werkt dan ook veel samen met het bedrijfsleven. 'Bijna alle chips die je gebruikt in je computer, smartphone of TV zijn gemaakt door ASML machines.

Enorme complexe apparaten met veel computersystemen erin. Er gaat wel eens iets mis, dus werken wij aan methoden om te detecteren wat het probleem is en kijken met onze modellen of er iets aan te doen is', legt Pimentel uit. 'Bovendien kun je met onze modellen vooraf voorspellen hoe goed een nog te bouwen chip zal presteren, hoe zuinig, efficiënt en betrouwbaar hij is.'

Fotografie: Jan-Willem Steenmeijer
Andy Pimentel (50 jaar) studeerde informatica aan de UvA, deed vervolgens tijdens zijn alternatieve militaire dienst bij een aan de universiteit gelieerd onderzoeksinstituut een jaar van zijn promotieonderzoek, en promoveerde 3 jaar later. Pimentel werd aangesteld als universitair docent en begon zijn eigen onderzoeksgroep. Hij werd hoofddocent en is sinds kort hoogleraar.

Ook De Geus werkt nauw samen met het bedrijfsleven. 'Ik heb afgelopen zomer mijn bachelorscriptie afgerond, het onderzoek deed ik bij het bedrijf Axini, waar ik nu parttime aan de slag ben gegaan als software-engineer.' Ze wijst op de ruimte om haar heen, een studentenkamer in Diemen. Inmiddels is ze verhuisd ze naar een studioappartement op het Science Park. Dat we daar -op het Science Park- niet in het echt kunnen afspreken, vindt ze heel jammer.

Pimentel geeft ook de voorkeur aan in het echt afspreken, hoewel hij de huidige restricties niet alleen negatief ziet. 'Ik heb mixed feelings, er zitten goede kanten aan. Ik mis de reistijd niet. Het is me duidelijk geworden dat ik niet meer ga reizen voor bepaalde meetings, soms nam ik het vliegtuig, dat ga ik ook straks na corona minder doen, het kan ook online.' Ook in het onderwijs ziet hij een voordeel: 'Ik had voorheen nog nooit een college opgenomen, maar dat lijkt positief uit te pakken. Studenten kunnen zo vaak terugkijken als ze willen en op hun eigen tempo.

Om zoveel mogelijk mensen mee te krijgen in mijn verhaal leg ik soms dingen twee keer uit, net op een andere  manier. Voor sommige studenten kan dat te traag zijn, die kunnen nu mooi doorspoelen.' Maar tegelijkertijd mist Pimentel het fysiek afspreken. 'Ik mis de interactie met collega's en studenten, op een whiteboard samen nadenken over een probleem. Bepaalde dingen zijn niet online te doen.'

Open en licht

De Geus verheugt zich op haar aanstaande verhuizing naar de campus van het Science Park. 'Ik vind het Science Park een enorm fijne plek, heel open en licht, een modern gebouw. Het was voor mij een enorme factor in de keuze voor mijn opleiding. Ik vond wiskunde leuk op de middelbare school, maar ben zelf vrij praktisch ingesteld, ik leer veel door te doen, en wiskunde is vrij theoretisch. Ik kwam op een open dag toevallig terecht bij  informatica, dat vond ik ontzettend leuk. Ik ben op verschillende universiteiten gaan kijken;  de UvA en het Science Park spraken me het meeste aan.' Ze is nog steeds heel blij met haar keuze. 'De docenten zijn toegankelijk, je kunt eenvoudig even langslopen. Je komt spontaan mensen tegen met wie je een plekje zoekt om samen te studeren.'

Pimentel is ook enthousiast over het Science Park. 'Voor de verhuizing zaten de studenten op het Roeterseiland in de binnenstad, en wij docenten op de Kruislaan in de Watergraafsmeer. Het was goed voor de beweging om op het fietsje heen en weer te gaan, maar ik heb nu veel meer contact met de studenten.' Nog een voordeel van het gebouw: 'Mijn kamer zit naast die van een bioloog, je komt elkaar tegen bij de koffieautomaat, dat kan zomaar tot iets interessants leiden.'

Eerste paal

Hoewel Pimentel studenten aanmoedigt bij hem binnen te lopen geeft hij wel aan: 'Ze moeten niet allemaal tegelijk langskomen. De opleiding is enorm gegroeid, vergelijk de honderden inschrijvingen nu met de dertig studenten van de bachelor informatica een paar jaar geleden.'  De Geus voegt toe: 'Je merkt dat het gebouw niet op zoveel studenten berekend is. Maar er komt een nieuw gebouw voor ons, begin oktober werd de eerste paal geslagen.'

Florine de Geus (23 jaar) legt de laatste hand aan de bachelor informatica. Ze is daarnaast studentvoorlichter, tutor en studentassistent, en werkt parttime bij het bedrijf Axini als software-engineer.

Een nieuw gebouw met meer studieplekken; staan er nog meer veranderingen te wachten? 'Wat mij aangaat hoop ik dat de poule van onderzoekers en studenten diverser wordt, zowel qua geslacht als afkomst', aldus De Geus. 'Ik denk dat meer diversiteit binnen de wetenschap zorgt voor nieuwe perspectieven, en in het algemeen voor coole dingen.'

Pimentel vindt het lastig om voorspellingen te doen over waar het heengaat met het vakgebied. 'We zijn een heel jong domein in vergelijking met bijvoorbeeld wiskunde en natuurkunde. Maar je ziet dat de impact van informatica op alle domeinen steeds groter wordt, niet alleen binnen bètarichtingen, ook in geesteswetenschappen, talen, recht. Ik verwacht dat we steeds minder faciliterend worden. We zijn dan niet meer het jonge kindje maar een zeer volwassen onderzoeksdomein. Informatica over twintig jaar is overal.'